katapulteerde
- ka·ta·pul·teer·de
vervoeging van |
---|
katapulteren |
katapulteerde
- enkelvoud verleden tijd van katapulteren
- Ik katapulteerde.
- Jij katapulteerde.
- Hij, zij, het katapulteerde.
- Ik katapulteerde.
- Het woord katapulteerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.