kassere
- kas·se·re
- [A] Afkomstig van het Franse werkwoord casser (verbreken) met het achtervoegsel -ere
- [B] Afkomstig van het Noorse werkwoord innkassere (incasseren) met het achtervoegsel -ere
Naar frequentie | > 50000 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | kassere |
tegenwoordige tijd | kasserer |
verleden tijd | kasserte |
voltooid deelwoord |
kassert |
onvoltooid deelwoord |
kasserende |
lijdende vorm | kasseres |
gebiedende wijs | kasser |
vervoegingsklasse | Klasse 2 zwak |
opmerking |
[A] kassere
- overgankelijk schiften, weggooien
- overgankelijk ongeldig verklaren
- [1]: vrake
- [1]: kaste
[B] kassere
- kas·se·re
- [A] Afkomstig van het Franse werkwoord casser (verbreken) met het achtervoegsel -ere
- [B] Afkomstig van het Nynorske werkwoord innkassere (incasseren) met het achtervoegsel -ere
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | kassere kassera |
tegenwoordige tijd | kasserer |
verleden tijd | kasserte |
voltooid deelwoord |
kassert |
onvoltooid deelwoord |
kasserende |
lijdende vorm | kasserast (bijvorm): kasseras |
gebiedende wijs | kasser |
vervoegingsklasse | Klasse 2 zwak |
opmerking |
[A] kassere
- overgankelijk schiften, weggooien
- overgankelijk ongeldig verklaren
- [1]: vrake
- [1]: kaste
[B] kassere