Nederlands

 
1. Een Engelse karnton op een karnstoel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • karn·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord karnstoel karnstoelen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de karnstoelm

  1. (landbouw) (geschiedenis) onderstel van een bepaald type vat waarin uit melk boter kan worden gemaakt
      Een nadere bepaling van het begrip „karninrichting of karnwerktuig" is in het Crisis-Zuivelbesluit 1940 I (boter) niet aanwezig; het voorhanden hebben van eenige onderdeelen van zulk een inrichting of werktuig valt dan ook alleen onder de verbodsbepaling, indien die onderdeelen te zamen een zoodanige inrichting of werktuig vormen. Dit is niet het geval met de in de bewezenverklaring genoemde onderdeelen van een karntoestel (een karnton en een karnstoel met draaibare deelen).[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hoge Raad der Nederlanden
    “uitspraak ECLI:NL:HR:1942:64”, NJ 1942/581 (13 april 1942) op navigator.nl