• ka·pot·be·zui·ni·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kapotbezuinigen
bezuinigde kapot
kapotbezuinigd
zwak -d volledig

kapotbezuinigen

  1. inergatief (politiek) zo zuinig met geld (of iets anders) omgaan dat men uiteindelijk zichzelf schade berokkent
     Bolkestein zei in een interview met Nieuwsuur onder de indruk te zijn van het verhaal van het Centraal Planbureau, dat waarschuwt voor de gevolgen van te veel bezuinigen. Hij stelde: “Je moet nooit de economie kapotbezuinigen.”[1]
     Voor die hier bepleite overheidsinvesteringen is geld nodig. De PvdA is ervan overtuigd dat een beleid dat zich alleen maar richt op het terugdringen van het financieringstekort en dat enkel en alleen staat in het teken van ombuigen en bezuinigen, faalt en contraproduktief is. Teveel uitgeven is funest, maar teveel en ongericht ombuigen evenzeer. We laten onze economie niet "kapotbezuinigen", zei bondskanselier Schmidt onlangs in München op het SPD-congres.[2]
  1.   Weblink bron
    Annemarie Coevert
    “Asscher: begrotingstekort blijft in 2014 onder 3 procent” (2 april 2013) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Wim Meijer
    , Geld - PvdA gaat confrontatie met sombere cijfers niet uit de weg (29-06-1982) in: NRC Handelsblad, Rotterdam, p. 7.