kapitaliseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·pi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse capitaliser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kapitaliseren |
kapitaliseerde |
gekapitaliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kapitaliseren
- overgankelijk (financieel) bij het kapitaal voegen
- Een deel van de interest werd gekapitaliseerd.
- inergatief ~ op groter en machtiger worden door profijt van iets te trekken
- Zij kapitaliseerden snel op het succes van die nieuwe uitvinding.
- ergatief zich gaan baseren op kapitaal
- In die tijd kapitaliseerden de arbeidverhoudingen en verloren de feodale structuren hun betekenis.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. kapitaal laten aangroeien
Gangbaarheid
- Het woord kapitaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.