kankerlijder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kan·ker·lij·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kanker en lijder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kankerlijder | kankerlijders |
verkleinwoord | kankerlijdertje | kankerlijdertjes |
Zelfstandig naamwoord
de kankerlijder m
- iemand die aan kanker lijdt
- (scheldwoord) een ellendeling, kelerelijder, tyfuslijder, teringlijder, pleurislijder
- een bestuurslid van een kankerfonds dat ruim zeshonderdduizend euro in eigen zak heeft gestoken, dat is pas een kankerlijder
Gangbaarheid
- Het woord 'kankerlijder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.