Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·ker·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kankerhond kankerhonden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kankerhondm

  1. (vulgair), (scheldwoord) minderwaardig persoon
    ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
     Ze maken heftige ruzies, schelden elkaar uit voor ‘kankerhoer’, ‘kankerhond’.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Annemiek Leclaire
    “Mijn 18-jarige dochter heeft een dwingend vriendje” (3 juni 2021) op nrc.nl