Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·ker·hoer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kankerhoer kankerhoeren
verkleinwoord kankerhoertje kankerhoertjes

Zelfstandig naamwoord

de kankerhoerv

  1. (vulgair) (scheldwoord) verachtelijke vrouw
    ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
    • Je bent een kankerhoer! 
     Sandy steekt haar hand op. „Mag ik proberen te praten? Mijn zoon noemt mij een kankerhoer. Hij is echt agressief tegen mij, zegt ook houd je bek. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik vind het vreselijk.”[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Derk Stokmans
    “Niet meteen de ik-boodschap opdringen” (7 oktober 2006) op nrc.nl