1. Deze oude kachel heeft een brede deur met kachelglas.
  • ka·chel·glas
enkelvoud meervoud
naamwoord kachelglas -
verkleinwoord - -

het kachelglaso

  1. hittebestendig, hard en doorzichtig materiaal waarachter men het vuur in de haard kan zien branden
     Binnen warmt zich de oude boer. Hij zit op een houten stoel, de voeten bijna tegen het kachelglas.[1]
  1.   Weblink bron
    Paul de Schipper
    Een hoofdige boer in Wagenberg in: de Stem, jrg. 134 (19 februari 1994), p. 33 (E 1) kol. 1