Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·bi·net-Rut·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kabinet-Rutte kabinetten-Rutte
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het kabinet-Rutteo

  1. (politiek) (Nederland) regering met Mark Rutte als premier
     Door alle perikelen rond het tweede kabinet-Rutte zou je bijna vergeten wat daaraan voorafging: een felle verkiezingsstrijd, waarin we werden bestookt met retoriek, en dan vooral met beeldspraak.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Erik van der Spek
    Vol op het orgel : Metaforen in verkiezingstijd in: Onze Taal., jrg. 81 nr. 12 (december 2012), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 342