Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·bel·gracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kabelgracht kabelgrachten
verkleinwoord kabelgrachtje kabelgrachtjes

Zelfstandig naamwoord

de kabelgrachtv / m

  1. een in de grond gegraven sleuf waarin men kabels legt
    • In de Broekstraat konden enkele bewoners nog nauwelijks hun woning in omdat de aannemer zes meter kabel tekort kwam. Het euvel zorgde ervoor dat de kabelgracht maar liefst 22 dagen open lag.[1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen