• jus·ti·fi·ca·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord justificatie justificaties
verkleinwoord

de justificatiev [3]

  1. reden waarom iets juist is, of juist zou kunnen zijn
    • Na de lunch volgt het finest hour van de wetenschappelijk adviseur en de enige, bescheiden, justificatie van zijn aanwezigheid: het bezoek aan het College de France. Het College de France is ongetwijfeld Frankrijks meest prestigieuze instelling van onderwijs en onderzoek.[4] 
89 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]