• recht·vaar·di·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord rechtvaardiging rechtvaardigingen
verkleinwoord rechtvaardiginkje rechtvaardiginkjes

de rechtvaardigingv

  1. het rechtvaardig maken
    • De film is nog geen rechtvaardiging om mensen aan te vallen. 
    • “Maar aangezien zij de agressor zijn, is de rechtvaardiging aan de kant van de Russische militairen minder beschikbaar, helemaal omdat ook burgerdoelen worden aangevallen. Bovendien beginnen in hun eigen land over het hogere doel – de bescherming van Rusland of bevrijding van Oekraïne – barstjes te ontstaan. De militairen kunnen zich verraden gaan voelen door Poetin.” [1]