junta
- jun·ta
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | junta | junta's |
verkleinwoord | - | - |
- (regering) groep hoge militairen die samen de baas zijn over het bestuur van een land
- Het gaat om 54 inmiddels oudere mannen, verdacht van onder meer moord, marteling en ontvoering tijdens de militaire dictatuur van de junta onder generaal Jorge Videla (1976-1983). [3]
- Het woord junta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "junta" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ junta op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Revius, J. (ed. W.A.P. Smit)"Vreugden-Rey (1632)" in: Over-Ysselsche sangen en dichten deel 2 (1935) Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam; p 130 r. 34; geraadpleegd 2019-03-17
- ↑ Hoopvolle processen tegen de straffeloosheid van potentaten (30 november 2017) op website nrc.nl; geraadpleegd 2019-03-17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
junta | juntas |
junta v
junta
- vrouwelijk enkelvoud van junto
vervoeging van |
---|
juntar |
junta