Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·da·ïs·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord judaïsme
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het judaïsmeo

  1. (religie) de religie van het Joodse volk en de oudste of een van de vroegst ontstane monotheïstische godsdiensten en behoort tot de oudste religieuze tradities die vandaag de dag nog worden beoefend
    • Andere leden van de geloofsgemeenschap, die de wetten van het orthodoxe Judaïsme strikt naleeft, waren volgens de politie op de hoogte van het seksueel misbruik maar brachten niks naar buiten omdat ze de zaak intern wilden oplossen. [1] 
    • Avraham Burg vindt dat die ‘giftige erfenis’ nu wel lang genoeg de boventoon heeft gevoerd. Israël kan niet eeuwig achterom blijven kijken, maar zou zich op de toekomst moeten richten. Een bétere toekomst welteverstaan, gebaseerd op de eeuwenoude ‘humanitaire waarden van het judaïsme’. Wat in de praktijk zou betekenen dat Israël zich terugtrekt binnen de landsgrenzen van vóór de zesdaagse oorlog in 1967 en een halt toeroept aan het agressieve kolonisatiebeleid. [2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen