Nederlands

 
jonk
Uitspraak
Woordafbreking
  • jonk
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘Chinees schip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord jonk jonken
verkleinwoord jonkje jonkjes

Zelfstandig naamwoord

de jonkm

  1. (scheepvaart) voor en achter hoog oplopend Chinees zeilschip met drie masten [2] [3]
  2. Javaanse maat [4] [5]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen