jobben
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
jobben | |
job |
- job·ben
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jobben |
jobde |
gejobd |
zwak -d | volledig |
jobben
- onovergankelijk extra inkomen verwerven met werk zonder dienstverband
- De combinatie van stage lopen, een thesis schrijven, wat jobben in het weekend én mijn sociaal leven onderhouden, zorgen voor een volgepropt schema. [1]
- Het woord jobben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jobben" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Van Den Abeele, M.Stageblog Proximus. Fresh start (15 februari 2015) op website: kuleuven.be; geraadpleegd 2018-03-26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- job·ben
Naar frequentie | 395 |
---|
jobben, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van jobb
- job·ben
jobben, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van jobb