• ji·ha·dis·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen jihadistisch jihadistischer
verbogen jihadistische jihadistischere
partitief jihadistisch jihadistischers -

jihadistisch

  1. van, betreffende de jihad
    • In Nederland zijn ongeveer honderd vrouwen die een jihadistisch gedachtegoed aanhangen. Daarbovenop zijn sinds 2012 naar schatting tachtig radicaalislamitische vrouwen uit Nederland afgereisd naar het strijdgebied in Syrië en Irak [1]