jid
- jid
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘jood’ voor het eerst aangetroffen in 1921 [1]
- Herkomst: Jiddisj [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jid | jidden |
verkleinwoord |
- Het woord jid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.