• jet·lag
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘fysieke ervaring van tijdsverschil op lange vluchten’ voor het eerst aangetroffen in 1984. Het Engelse grondwoord betekent in letterlijke zin: "het lichaam kan het snelle vliegtuig niet bijbenen". [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord jetlag jetlags
verkleinwoord

de jetlagm

  1. situatie waarin iemand zich niet lekker voelt door verstoring van o.a. het slaap waakritme, meestal als gevolg van een snelle verre vliegreis naar een andere tijdzone.
    • Een vliegreis van Europa naar Amerika verstoort het bioritme, deze verstoring noemen we een jetlag. 
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
jetlag jetlags

jetlag

  1. jetlag