bioritme
- bio·rit·me
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ritme in de levensverschijnselen’ voor het eerst aangetroffen in 1980 [1]
- afgeleid van ritme met het voorvoegsel bio-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bioritme | bioritmes bioritmen |
verkleinwoord |
het bioritme o
- de regelmatige op- en neergang van biologische processen in een organisme
- Een vliegreis van Europa naar Amerika verstoort het bioritme, deze verstoring noemen we een jetlag.
- Het woord bioritme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bioritme" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bioritme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be