inzitten
- in·zit·ten
- samenstelling van in en zitten
inzitten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inzitten |
zat in |
ingezeten |
klasse 5 | volledig |
- ergens in aanwezig zijn
- Grote sterrenstelsels staan niet willekeurig aan het firmament, maar vaak dezelfde kant op als het hele cluster van sterrenstelsels waar ze inzitten. [2]
- Daarom hebben wij onze excuses aangeboden. Het is echter niet vreemd dat in een strip met heel uitgesproken karakters wordt gewerkt. Lambik is ook niet degene die wij vooropstellen als het prototype Vlaamse man. Het gaat om één plaatje uit een stripalbum waar veel diverse personages inzitten, waaronder ook een Afrikaanse agent die op een hele andere manier is getekend.' [3]
- van personen: in een bepaald vervoermiddel als passagier aanwezig zijn
- [2] inzittende
- inzitten over
- Het woord inzitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inzitten" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Eddy Echternach 12 juni 2017
- ↑ Volkskrant Joost Pollmann 26 juni 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be