invrijheidstelling

  • in·vrij·heid·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord invrijheidstelling invrijheidstellingen
verkleinwoord - -

de invrijheidstellingv

  1. (juridisch) beëindiging volgens de geldende regels van een periode van opsluiting
     Golstein: „Gedetineerden moeten hun voorwaardelijke invrijheidstelling straks verdienen door hun gedrag in de gevangenis.[2]
     De rechtbank doet uiterlijk op 4 juli uitspraak, mogelijk al eerder als wordt besloten tot invrijheidstelling.[3]
     Minister Verwilghen wil dat in de toekomst een speciale rechtbank over voorwaardelijke invrijheidstellingen beslist.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Karel Smouter
    “Werken als cipier? Brede schouders zijn niet meer genoeg” (4 december 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Paul van der Steen
    “Meende Dick dat hij Wilders met een bijl ‘op zijn knikkertje’ zou slaan?” (20 juni 2019) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Ben van der Velden
    “Van wet naar werkelijkheid” (6 april 2000) op nrc.nl