• hech·te·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord hechtenis hechtenissen
verkleinwoord - -

dehechtenisv

  1. (juridisch) in ~ nemen arresteren, gevangennemen
    • De politie heeft zeven demonstanten in hechtenis genomen. 
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]