• in·ven·ta·ris
  • In de betekenis van ‘boedelbeschrijving’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
  • afgeleid van het Latijnse inventariare met het achtervoegsel -aris [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord inventaris inventarissen
verkleinwoord - -

de inventarism [3]

  1. het totaal aan ergens aanwezige voorwerpen en goederen
  2. boedelbeschrijving, lijst van ergens aanwezige voorwerpen en goederen
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]