intuigen
- in·tui·gen
- samenstelling van in en tuigen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
intuigen |
tuigde in |
ingetuigd |
zwak -d | volledig |
intuigen
- overgankelijk een dier inspannen in een tuig
- Heb je dat paard al ingetuigd?
- Het woord 'intuigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.