intercity
- in·ter·ci·ty
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘sneltrein tussen grote steden’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- afgeleid van city met het voorvoegsel inter- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | intercity | intercity's |
verkleinwoord | - | - |
de intercity m
- (spoorwegen) een trein die tussen grote steden rijdt zonder op tussengelegen stations te stoppen
- Afkorting: IC
1. een trein die tussen grote steden rijdt zonder op tussengelegen stations te stoppen
- Het woord intercity staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intercity" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "intercity" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ intercity op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be