• in·te·gre·rend
vervoeging van: integreren
verbogen vorm: integrerende

integrerend

  1. onvoltooid deelwoord van integreren
stellend
onverbogen integrerend
verbogen integrerende
partitief integrerends

integrerend [1]

  1. gericht op het opnemen in een groter geheel
    • In 2002 ontvingen 29.000 immigranten een Nederlands paspoort, de jaren na de invoering van het examen nog half zo veel. Een rechtstreeks gevolg van de inburgeringstoets, stelt Van Oers. 'De toets heeft geen integrerende maar een selecterende rol.' [2] 
    • De Johan Cruyff Foundation ontstond ruim tien jaar geleden met het idee meer kinderen in beweging te krijgen door sport en spel. Het bekendste project zijn de Cruyff Courts, voetbalveldjes die behalve een sportieve functie ook een sociale en integrerende rol spelen in de wijk. [3]