inteder
- in·te·der
- intensiverende afleiding van teder (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | inteder |
verbogen | intedere |
inteder
- heel liefdevol
- (...) aan de huid gelegd van gods
boezem - inteder betast - [1]
- (...) aan de huid gelegd van gods
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inteder.
- Het woord 'inteder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.