• in·stem·men
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zijn stem met andere verenigen’ voor het eerst aangetroffen in 1766 [1]
  • samenstelling van  in bw  en  stemmen ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
instemmen
stemde in
ingestemd
zwak -d volledig

instemmen

  1. inergatief het eens zijn
    • Zijn vrienden weten dat er nu een schoffering op handen is van alle humorloze betweters. ‘Twintig jaar geleden adviseerde de dokter me om te stoppen met drinken. ‘Oké’, zei ik. ‘Daar stem ik mee in. Maar dan blijf ik wel roken.’ [2] 
     Hoelang de onderhandelingen precies zullen duren is onduidelijk, maar de formele toetreding van Finland zal binnen een paar maanden tot een jaar geregeld moeten zijn. De parlementen van alle dertig NAVO-lidstaten moeten ermee instemmen. Secretaris-generaal Stoltenberg van de NAVO heeft gezegd dat de Finnen "een warm welkom" zullen krijgen. "Het toetredingsproces zal soepel en snel gaan."[3]
     En als nu de zogenaamde raadgevers van de KGB, of was het de NKVD in die tijd, die achter de schermen aan de touwtjes trokken bij het Slânskj-proces, als schurken werden bestempeld, dan werd ook de Sovjet-Unie schurkachtig genoemd, of niet? Tot zover knikte iedereen bedachtzaam instemmend.[4]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]