• in·sprin·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord inspringing inspringingen
verkleinwoord inspringinkje inspringinkjes

de inspringingv

  1. (typografie) opzettelijk grotere kantlijn
  2. (bouwkunde) opzettelijk onbebouwd gelaten strook, stapsgewijze terugwijking
    • De afronding van de hoeken en de inspringing van de gevels geven het gebouw een sculpturaal en zacht uiterlijk.[1]