insnoeren
- in·snoe·ren
- samenstelling van in en snoeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
insnoeren |
snoerde in |
ingesnoerd |
zwak -d | volledig |
insnoeren [1]
- overgankelijk met een snoer plaatselijk vernauwen
- Het woord insnoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "insnoeren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be