• in·slui·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insluipen
sloop in
ingeslopen
klasse 2 volledig

insluipen [1]

  1. onovergankelijk sluipend naar binnen gaan of komen
  2. (figuurlijk) ongemerkt ontstaan
     Kritisch te kijken naar wie je bent geworden en te reflecteren op de minder fraaie eigenschappen die er in de loop van de jaren zijn ingeslopen.[2]
98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be