inschattingsvermogen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·schat·tings·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inschattingsvermogen inschattingsvermogens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het inschattingsvermogeno

  1. de kennis en de kunde die men nodig heeft om een situatie juist te kunnen beoordelen
     ‘Dus,’ sloot hij opgewekt af, terwijl hij tevreden naar de groep frisgewassen soldaten keek die nu terug glimlachten, ‘gezond verstand en een goed inschattingsvermogen is alles wat je nodig hebt om gedonder met de plaatselijke autoriteiten te voorkomen.[1]
     Trump overtuigde het meest in zijn rol als politieke outsider tegen Clinton de ultieme Washington-insider: het boze volk tegen de onaantastbare elite. De Republikein trok die lijn in de tweede helft van het debat door. Clinton spreekt alleen maar loze woorden van een beroepspoliticus en krijgt niets voor elkaar, zei Trump. Haar inschattingsvermogen is slecht en ze liegt over Libië, Syrië en Irak.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron
    Sander Warmerdam
    “Trump vs. Clinton: bitterste en bizarste debat uit de geschiedenis” (10-10-2016), NOS