Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·plan·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inplanting inplantingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inplantingv

  1. inpassing in een groter geheel
    • ‘Voor mij is het cruciaal dat ik zal waken over de leefkwaliteit, de leefomgeving, het leefmilieu, het fijn stof, de CO2, de geluidshinder, de ruimtelijke inplanting en alles wat erbij komt kijken’, zei Schauvliege.[1] 
    • Daarnaast konden verschillende uitbaters niet aantonen dat er regelmatig onderhoud van de toestellen gebeurt. Ook een slechte inplanting van de speeltoestellen of beknellingsgevaar aan de toestellen waren redenen voor een waarschuwing.[2] 
    • In mei 2013 koos de Brusselse regering reeds voor de inplanting van een nieuw stadion op de huidige parking C van de Heizel, die op het grondgebied van de Vlaamse gemeente Grimbergen ligt.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Standaard 06/02/2018 om 18:57 door rdc Schauvliege: ‘Kan niet dat alles richting Vlaanderen wordt verschoven’
  2. de Standaard 19/12/2017 om 20:16 door Wle Speeltuinen vaker niet in orde
  3. de Standaard 06/12/2017 om 08:46 Donderdag is het D-day voor Belgische kandidatuur EK 2020
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be