innemen
- in·ne·men
- samenstelling van in bw en nemen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
innemen |
nam in |
ingenomen |
klasse 4 | volledig |
innemen
- overgankelijk binnengaan en in bezit nemen
- De stad werd na een fel gevecht ingenomen.
- overgankelijk fig.: iemand voor zich winnen
- Hij werd volledig ingenomen door de ondeugende glimlach van zijn kleine dochtertje.
- overgankelijk uit circulatie halen
- Het oude paspoort wordt ingenomen wanneer het nieuwe verstrekt wordt.
- overgankelijk kleding vernauwen
- Nu je aardig afgevallen bent kunt je beter je dure pak laten innemen.
- overgankelijk gebruiken: een medicijn innemen
1. binnengaan en in bezit nemen
4. kleding vernauwen
- Het woord innemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "innemen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be