achicar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achicar |
achicaba |
achicado |
volledig |
achicar
- inkorten, innemen (v. kleding)
- kleineren
- intimideren
- (scheepvaart) hozen, leegscheppen
- doden (een kopje kleiner maken)
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achicar |
achicaba |
achicado |
volledig |
achicar