• inn·brot
  • Afleiding van het Nynorske zelfstandige naamwoord brot met het voorvoegsel inn-.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   innbrot     innbrotet     innbrot     innbrota  

innbrot, o

  1. braak, inbraak
  2. (juridisch) diefstal door middel van braak
  • [2]: bli dømd for innbrot
voor braak veroordeeld worden

innbrot, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van innbrot