• in·maak·pot
enkelvoud meervoud
naamwoord inmaakpot inmaakpotten
verkleinwoord

de inmaakpotm

  1. een glazen pot waarin voedsel na verwarming luchtdicht langdurig bewaard kan worden
    • Snijd de citroenen aan de bovenkant kruislings in tot op een derde, duw ze een beetje open en druk er wat zout in. Leg in een gesteriliseerde inmaakpot van 1,5 liter (even helemaal in kokend water zetten) om en om zout, specerijen en citroenen. Druk flink aan, er moet weinig ruimte tussen zitten. Schenk er zoveel citroensap bij dat alles onderstaat, sluit de pot en laat hem twee maanden bij kamertemperatuur staan. Als de schillen van de citroen zacht zijn, zijn ze goed. [2] 
    • De toon van Plus qu'hier... wordt gezet in die eerste stille minuten: onnadrukkelijk, terloops, indirect. Het laat ruimte voor vragen, fantasieën en interpretaties. Maken we hier kennis met een keurig Frans plattelandsgezin, vader in de fabriek van zijn zwager en moeder achter de inmaakpotten op het aanrecht? Of broeit ook daar van alles wat we met onze verdorven geesten aan het platteland toeschrijven: alcoholisme, incest, wraak en ontrouw? [3] 
    • De volgende dag bracht ik de bouillon naar buurman, die net bezig was met het inmaken van de geplukte morellen. Dat recept geef ik hier. Maak een inmaakpot van anderhalve of twee liter goed schoon (met soda en heet water of in een afwasmachine). [4] 
85 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marjoleine de Vos 22 juni 2009 Boodschappen zoeken
  3. NRC Dana Linssen 7 juli 1999 Verdorvenheid van een familie op het Franse platteland
  4. NRC Annelène van Eijndhoven 12 juli 2002 Houtduiven en morellen
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be