inklapbaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inklapbaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·klap·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van inklappen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inklapbaar | inklapbaarder | inklapbaarst |
verbogen | inklapbare | inklapbaardere | inklapbaarste |
partitief | inklapbaars | inklapbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
inklapbaar
- samenvouwbaar en daardoor kleiner en makkelijker mee te nemen of op te bergen
- Joop Sinke krijgt de paraplu als het ware van huis uit mee. Als Utrechtse jongen gaat hij voor zijn vader in Het Gooi de deuren langs om regenschermen te venten. Een paraplu is nog geen inklapbaar wegwerpartikel, maar een accessoire voor de middenklasse. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord inklapbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Bas Blokker NRC 5 juni 2015