• in·geel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ingeel - -
verbogen ingele - -

ingeel

  1. erg geel
    • Het blauw-wit van het geveltje onder de bomen scheen me niet scherp genoeg, het speieren van de zon, ingeel, gloeiend op de koornvelden, kwam me flauw voor en afgevaald [1]

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingeel.