Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·for·ma·tie·plicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord informatieplicht informatieplichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de informatieplichtv / m

  1. (juridisch) de verplichting om bepaalde informatie te delen
     In haar sollicitatiebrief schrijft Arib dat het kabinet nog te terughoudend is met het geven van informatie aan de Kamer. Volgens de Grondwet heeft het kabinet een informatieplicht, maar Arib noemt de invulling van die verplichting een bron van zorg. Ze heeft zich er de afgelopen tijd voor ingezet om dat te verbeteren, maar ze wil daarover nadere afspraken maken met het kabinet. "Daarbij is mijn inzet te zorgen voor een gelijke informatiepositie van alle leden van de Kamer."[1]
     KLM pleit voor informatieplicht over veiligheid op vliegroutes[2]
     Laat staan dat hij, ondanks zijn informatieplicht tegenover het parlement, er iets over naar buiten mag brengen. Doet hij dat wel, dan handelt hij in strijd met de grondwet. Het is voor de minister-president van 'levensbelang' dat hij naar buiten toe één lijn trekt met de koning. Anders komt de eenheid van de kroon in gevaar en dreigt er een constitutionele crisis.[3]
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Arib blijft voorzitter Tweede Kamer” (Dinsdag 28 maart 2017, 10:13), NOS
  2.   Weblink bron “KLM pleit voor informatieplicht over veiligheid op vliegroutes” (Vrijdag 22 januari 2016, 11:46), NOS
  3.   Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “'Koninklijke financiën zijn een doolhof en een mijnenveld'” (Zaterdag 29 oktober 2016, 08:25), NOS