incorporar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
incorporar |
incorporaba |
incorporado |
volledig |
incorporar
- in·cor·po·rar
- overgankelijk (~ a/en) inlijven, toevoegen, verenigen, opnemen, onderbrengen bij
- (~ a/en) indelen bij, inlijven bij (leger)
- rechtop zetten, oprichten
- [3] levantar