inbranden
- in·bran·den
- samenstelling van in bw en branden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inbranden |
brandde in |
ingebrand |
zwak -d | volledig |
inbranden
- ergatief beschadigd raken door te lange blootstelling aan hitte, straling of bijtende stoffen
- De rotor was helemaal ingebrand.
- ergatief beschadigd raken door het te lang vertonen van hetzelfde beeld
- Die monitor brandt in, als je dat beeld er alsmaar op laat staan.
- overgankelijk gebruiksklaar maken door blootstelling aan hitte, straling of bijtende stoffen
- Deze wok moet nog ingebrand worden.
- met een brandijzer merken
- Het woord inbranden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbranden" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be