inbeslagname
- in·be·slag·na·me
- afleding van in beslag nemen [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbeslagname | inbeslagnamen inbeslagnames |
verkleinwoord |
- (juridisch) een civielrechtelijke of strafrechtelijke maatregel die iemand de beschikking over een voorwerp of vermogensrecht ontneemt of beperkt ten behoeve van een ander (het civiele recht) of de maatschappij (het strafrecht)
- Gezien de omvang van de gevonden partij drugs waren er waarschijnlijk andere personen of groepen bij betrokken, die door de inbeslagname een groot verlies hebben geleden.[2]
- De inbeslagname heeft in de visie van justitie een schat aan bewijs opgeleverd tegen vele criminelen. De aanklagers in de zaak tegen 'Noffel' zien in het uit de server opgediepte mailverkeer volop bewijs dat hij de smartphone gebruikte waarmee de moordpoging werd aangestuurd.[3]
- Het woord inbeslagname staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbeslagname" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool MAARTEN VAN DUN EN PAUL VUGTS 18 MEI 2017, Justitie vreest voor veiligheid drugscrimineel
- ↑ Het Parool PAUL VUGTS 7 MAART 2018 Advocaat 'Noffel'wraakt rechters in strafzaak
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be