in het pak hijsen

 
Duitse agenten helpen in 1919 twee collega's die gaan vliegen in het pak te hijsen
  • in het pak hij·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
in het pak hijsen
hees in het pak
in het pak gehesen
klasse 1 volledig

in het pak hijsen

  1. overgankelijk (figuurlijk) met nogal wat inspanning bepaalde kleding aandoen
     Corpsballen zijn in de mode: in crisistijd laat de jeugd zich graag weer in het pak hijsen. Maar dat is nog geen excuus voor deze luie, incompetente ballenfilm.[1]
      Eerste Paasdag haalde Wiebètje dat malle Paashazenpak te voorschijn. "Frederikus", zei ze, "gooi nu geen roet op de Paaseieren, maar trek het aan en speel een uurtje voor Paashaas. Nu, ik heb jullie al verteld dat ik er niets voor voelde in dat malle costuum met die grote staart van achteren, rond te lopen, maar och op zo'n eerste Paasdag wilde ik toch ook weer niet de boel in de war gooien en liet me door Wiebètje in het pak hijsen.[2]
  • Ook varianten waarin in het lidwoord "het" wordt aangevuld of vervangen door een verdere aanduiding van het type kleding.
 Fopfans, mensen die nauwelijks méér van voetbal weten dan de betekenis van buitenspel. Maar die zich wel elke twee jaar zonder gêne in een oranje pak hijsen en meebrullen met de buurman.[3]
  1.   Weblink bron
    Coen van Zwol
    “Een oersaaie ballenfilm” (16 oktober 2013) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Frederik & Wiebètje
    Hallo, neven en nichten in: De Waarheid   (3 april 1948), p.4 kol. 7
  3. Mirjam Remie
    “Voetbalhater, met deze tips overleef je de komende weken” (12 juni 2014) op nrc.nl