• im·promp·tu
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord impromptu impromptu's
verkleinwoord

impromptu m/o

  1. (muziek) (schijnbaar) geïmproviseerd muziekstuk
     De RVD laat weten dat Rutte het heel leuk vond om eens te spelen op een plek waar iedereen haast heeft. Rutte speelde een stuk van Schubert, de derde Impromptu Opus 90 in Ges.[2]
     Tegen Sokolovs aanpak zijn impromptu’s van Schubert beter bestand. Sterker, aan lichte passages in deze voor-de-vuist-wegmuziek geeft hij volop brille. Neem de vierde Impromptu uit de bundel met catalogusnummer D935: als lichtpijlen schieten notenreeksen de vleugel uit. Met een adembenemende glijvlucht stort de laatste neer.[3]
57 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[4]
  1. impromptu op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Premier Rutte speelt piano op station Den Haag CS” (16-06-2016), NOS
  3.   Weblink bron
    Guido van Oorschot
    “Pianist Grigori Sokolov bewaart het beste voor zijn toegiften” (13 mei 2018), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be