immensiteit
- Geluid: immensiteit (hulp, bestand)
- im·men·si·teit
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onmetelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1621 [1]
- afgeleid van immens met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | immensiteit | immensiteiten |
verkleinwoord | - | - |
- het immens zijn, de onmetelijkheid
- Het woord immensiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "immensiteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ immensiteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).