ideeëloos
- ideeë·loos, idee·e·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ideeëloos | ideeëlozer | ideeëloost |
verbogen | ideeëloze | ideeëlozere | ideeëlooste |
partitief | ideeëloos | ideeëlozers | - |
ideeëloos
- niet in staat op een nieuw idee te komen
- Veel Engelse woorden worden op ideeëloze wijze in het Nederlands opgenomen, vooral als het om informatietechnologie gaat.
- ideeënloos (officiële spelling tot 2006)
- Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in spellingregel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[1] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm. Het Groene Boekje van 1995 vermeldde nog "ideeënloos" als juiste spelling, wat leidde tot de vraag hoe deze schrijfwijze zich verhield met de toen ingevoerde regels voor de tussen -n-.[2][3]
- Het woord ideeëloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ideeëloos" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Zorgenloos / zorgeloos op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Ideeënloos / ideeëloos op website: Taaladvies.nl; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Geerts, G."Waarom (niet) n'loos?" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 116 nr. 3 (2006) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 362 e.v.; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be