• ideeë·loos, idee·e·loos
  • afgeleid van idee met het achtervoegsel -loos en met het invoegsel -e-.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ideeëloos ideeëlozer ideeëloost
verbogen ideeëloze ideeëlozere ideeëlooste
partitief ideeëloos ideeëlozers -

ideeëloos

  1. niet in staat op een nieuw idee te komen
    • Veel Engelse woorden worden op ideeëloze wijze in het Nederlands opgenomen, vooral als het om informatietechnologie gaat. 
  • Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in spellingregel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[1] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm. Het Groene Boekje van 1995 vermeldde nog "ideeënloos" als juiste spelling, wat leidde tot de vraag hoe deze schrijfwijze zich verhield met de toen ingevoerde regels voor de tussen -n-.[2][3]
35 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[4]