iPod
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- iPod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | iPod | iPods |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de iPod m
- speler voor digitale muziekbestanden
- Tijdens hun rit met de metro ziet Mimi overal monsters opduiken maar moeder heeft geen oog voor Mimi's angsten en fantasieën. Ze heeft het te druk met lezen, naar haar iPod luisteren en telefoneren. [1]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'iPod' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ipod" (met een kleine letter p) herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ De Schepper, R."Sebastiaan Van Doninck" (februari 2014) in:Coillie, J. van e.a. (red.)Lexicon van de jeugdliteratuur. Martinus Nijhoff, Groningen e.a.; ISBN 90 6500 450 5; p. 4; geraadpleegd 2018-11-03
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van pod zn "peul", als aanduiding van een klein doosje, met het voorvoegsel i-, als verwijzing naar het "internet" waarvandaan de geluidsbestand kunnen worden binnengehaald; merknaam voor een muziekspeler die Apple in 2001 op de markt bracht
enkelvoud | meervoud |
---|---|
iPod | iPods |
iPod
- iPod, speler voor digitale muziekbestanden